Duinfranjehoed

Duinfranjehoed

Paddenstoelen van de zeereep en de grijze duinen


Door het helmgras lopen = Zeewering slopen

Stoer en onverzettelijk, hoewel vaak klein en soms zelfs teer, trotseren de zeereeppaddestoelen wind, zand en zout. Hun stelen vaak diep begraven in het zand. Hun hoeden in sobere kleuren en deels bedekt met zandkorrels. Schuilend tussen de hoge stengels van het helmgras. En wie ze wil vinden, moet zelf ook de elementen trotseren, want de meeste van deze paddestoelen verschijnen laat in de herfst, als de novemberstormen en -regens al weer over het strand jagen. Zolang de vorst niet inzet, zijn ze dan te vinden.

Naschrift
Niet lang na het schrijven van dit stukje Infotekst verscheen de Veldgids Paddenstoelen III - Paddenstoelen van de Zeereep van de hand van Machiel Noordeloos. Een veldgids waarin niet alleen veel meer informatie wordt gegeven dan in onderstaande tekst, maar waarin ook wordt aangegeven hoeveel vraagtekens er nog zijn rondom de zeereeppaddestoelen.
In Holland′s Duinen nr. 80 beschrijft Leo Jalink het 4-jarige onderzoek naar de paddenstoelen op en bij helm in Meijendel, in totaal werden 41 soorten gevonden.

Over de Zeereep

De zeereep is het gebied direct grenzend aan het strand, de eerste hoge duinrug. De eerste pionier die zich vestigt in het stuivende zand is het Biestarwegras (Elytrigia juncea boreoatlantica). Deze grassoort kan overleven zonder zoet water. Het gras houdt het zand tegen en er ontstaan kleine duintjes. Hier kan zich nu wat zoet (regen)water verzamelen en daardoor kan Helm (Ammophilia arenaria) zich nu ook vestigen. Ook Helm is bestand tegen het stuivende zand en de striemende zilte zeewind; sterker nog, het heeft het stuivende, vers aangewaaide, ziektekiemenvrije zand nodig om te overleven. Zodra het zand niet meer stuift en dus niet ververst wordt, wordt het Helmgras aangetast door schimmels en aaltjes en kwijnt weg. Gaandeweg raken de helmplanten steeds verder ondergestoven. Helmgras breekt, meer nog dan het Biestarwegras, de windsnelheid en achter de stengels van de planten vormen zich kleine heuveltjes. Helm wordt daarom vaak aangeplant om verstuiving van de duinen tegen te gaan.

De afgestorven delen van het Helmgras vormen op hun beurt weer organisch materiaal in het zand, waardoor ook andere planten zich kunnen vestigen. Het zijn meestal planten met dikke, vocht vasthoudende bladeren, zoals de prachtige blauwe zeedistel, de bontgekleurde zeewolfsmelk en de warrige duinaveruit. Het schermhavikskruid en de zeemelkdistel zorgen voor een vrolijke, gele noot. Ook in de zomer is de zeereep een bezoek waard!

De nog stuivende duinen worden witte duinen genoemd.

Verschil Biestarwegras en Helm - de bladen van Biestarwegras zijn donkergroen, plat en buigzaam, de bladen van Helm zijn grijsgroen, opgerold en stijf. Ook is het tongetje van het Biestarwegras veel korter dan het tongetje van het Helm.

In de embryonale duinen (het gedeelte met Biestarwegras) groeien nauwelijks paddestoelen. Op het Biestarwegras kun je Moederkoren (Claviceps purpurea) aantreffen. Soms groeien er paddestoeltjes op wrakhout.
Op de resten van het afgestorven helm en de andere planten verschijnen in de late herfst paddestoelen die eveneens bestand zijn tegen zout en striemend zand. Een aantal van deze paddestoelen is exclusief gebonden aan het helmgras, andere zijn wat minder kieskeurig.
In de Witte duinen komen zo′n 15 kenmerkende soorten paddestoelen voor. Daarnaast is er nog een aantal soorten die niet exclusief in de zeereep voorkomen, maar ook elders te vinden zijn.

Gebonden aan helm (Ammophilia arenaria)

    op stengels, bladscheden, wortels:

  • Duinbreeksteeltje (Conocybe dunensis)
  • Helminktzwam (Coprinopsis ammophilae)
  • Duinkaalkopje (Deconica pratensis)
  • Grauwe trechtersatijnzwam (Entoloma phaeocyathus)
  • Helmharpoenzwam (Hohenbuehelia culmicola))
  • Duinveldridder (Melanoleuca cinereifolia)
  • Zandparasolzwam (Lepiota brunneolilacea)
  • Zandtulpje (Peziza ammophila)
  • Violette duinbekerzwam (Peziza boltonii)
  • Duinstinkzwam (Phallus hadriani)
  • Duinfranjehoed (Psathyrella ammophila)
  • Helmstromakelkje (Rutstroemia maritima)
  • Duinmatkopje (Simocybe maritima)
  • Helmstropharia (Stropharia halophila)

    Op bladeren van helm

  • Helmgrasvulkaantje (Amarenomyces ammophilae)
  • Grasschoorsteentje (Anthostomella phaeosticta)
  • Helmuitbreekkommetje (Pyrenopeziza arenivaga)
  • Helmstromakelkje (Rutstroemia maritima)
  • Gekroond kruikzwammetje (Taphrophila trichella)

    Geregeld in stuifduin, maar ook elders.

  • Gelatineschelpje (Campanella caesia)
  • Piekhaarzwammetje (Crinipellis scabellus)
    in de zeereep gebonden aan Duinzwenkgras (Festuca arenaria)
  • Duinvaalhoed (Hebeloma psammophilum)
  • Zeerusruitertje (Marasmiellus trabutii var. longisporus)
  • Dwergdonsvoetje (Tubaria minutalis)

N.B. Ze zijn zo handig, dit soort lijstjes! Maar helaas houden paddestoelen zich niet altijd aan de door ons opgestelde lijstjes. Dus nooit gek opkijken, als er eentje verschijnt daar waar wij hem niet gepland hadden.

De "Big Five" van de zeereep zijn de Duinfranjehoed (Psathyrella ammophila), de Duinveldridderzwam (Melanoleuca cinereifolia), de Duinstinkzwam (Phallus hadriani), het Zandtulpje (Peziza ammophila) en de Helmharpoenzwam (Hohenbuehelia culmicola). Een zesde soort die half bij het clubje hoort is de Zeeduinchampignon (Agaricus devoniensis), een paddenstoel die op de grens van de stuifduinen en de grijze duinen voorkomt.

Duinfranjehoed
De meest waarschijnlijke kandidaat aan de voet van het helm is de Duinfranjehoed. Anders dan de meeste zeereeppaddestoelen is deze paddenstoel bijna het gehele jaar door te vinden. Het belangrijkste kenmerk van de Duinfranjehoed zijn de donkere sporen. Zodra de paddenstoel wat ouder wordt, kleuren de rijpende sporen de lamellen zwart. Als de paddenstoel diep in het zand staat, zie je vaak op het zand rondom de paddenstoel een zwarte kring. Maar er zijn meer zandminnende franjehoedjes, let dus altijd op de aanwezigheid van helm.

Duinveldridderzwam
De mooiste van de genoemde zes vind ik zelf de Duinveldridderzwam. Saai van kleur, maar prachtig van vorm met haar grote, flapperige hoed. Let op de aanhechting van de lamellen. De uitgebocht aangehechte lamellen (het "gootje") verraden de veldridderzwam. Het determineren van veldridderzwammen is verder een specialistenkarwei en zelfs zij komen er niet echt uit. Door de standplaats nabij helm is de Duinveldridderzwam echter niet te missen.

Duinstinkzwam
De Duinstinkzwam onderscheidt zich van de andere stinkzwammen door het roze ei.

Zandtulpje
Het Zandtulpje is een bekerzwam met een diep ingesneden rand, waardoor ze wat op een bloeiende tulp lijkt. De binnenzijde is donker.
Het in de grijze duinen voorkomende Zandputje (Geopora arenicola) heeft een lichte binnenzijde en is ongesteeld.

Helmharpoenzwam
Van onze Big Five is de Helmharpoenzwam waarschijnlijk de meest gezochte en tevens de zeldzaamste, hoewel het uiterlijk van deze zwam niet echt spectaculair is. Let op de witte, aflopende lamellen met donkere snede, het viltige, blauwgrijze hoedje en de excentrisch geplaatste, korte steel. De harpoenachtige cystiden (microscoop!) zijn eigenlijk nog het leukste onderdeel van de paddenstoel.

Zeeduinchampignon
De Zeeduinchampignon is niet specifiek gebonden aan helm, maar groeit op de grens van zeereep en grijze duinen daar waar het Duinsterretje (mossoort) heerst. Het is de enige champignon die in deze contreien voorkomt, dus dat maakt determinatie dan wel weer simpel. Maar ook hier is het weer opletten geblazen, want iets verder landinwaarts komen wel andere soorten champignons voor.


Om te overleven in dit extreme milieu hebben de duinpaddestoelen zo hun eigen strategieën.

Gasteromyceten zoals de Aardsterren en Stuifzwammen, verschijnen in de herfst. Ze groeien langzaam en moeten vervolgens eerst nog uitdrogen, voordat de bol openscheurt en de sporen vrij kunnen komen. Dit geeft de sporen ruim de tijd om te rijpen.

Kleine plaatjeszwammen, zoals het Duinmostrechtertje (Omphalina galericolor), het Roodbruintrechtertje (O. pyxidata) en het Zandkaalkopje (Deconica montana) verschijnen ook laat in het seizoen, wanneer er minder verdamping van vocht plaatsvindt. En zolang het niet vriest, blijven ze verschijnen.

Een derde strategie passen de Taailingen en Ruitertjes toe. De taaie vruchtlichamen bevatten weinig vocht en kunnen na uitdrogen opnieuw vocht opnemen. Voorbeelden van deze laatste groep zijn de Duintaailing (Marasmius anomalus), het Piekhaarzwammetje (Crinipellis scabellus) en de Weidekringzwam (Marasmius oreades).


Donsvoetjes schuilend onder de Duinaveruit

Donsvoetjes schuilend onder de Duinaveruit



Over de Grijze duinen

Daar waar het helmgras wegkwijnt, omdat er geen aanvoer van schoon stuifzand meer is, gaan de stuivende, witte helmduinen over in de niet meer stuivende grijze duinen. Het overgangsgebied van de witte naar de grijze duinen is rijk aan bijzondere planten-, dier- en paddenstoelensoorten.

Het is een kaal, mosachtig graslandschap. In de natte valleien bloeit hier in de zomer de parnassia, het duizendguldenkruid, de brunel en nog tal van andere, meestal laagblijvende plantjes. De grond is bezaaid met konijnenkeutels en vaak ook met mest van grote grazers. Waar de grijze duinen beginnen groeit, zoals hierboven al vermeld, o.a. de zeeduinchampignon.

Behalve de genoemde planten vestigen zich hier nu ook weldra de Kruipwilg (Salix repens) en de Duindoorn (Hippophae rhamnoides). Onder de beschutting van deze struiken gedijen tal van paddenstoelen, zoals vaalhoedjes, vezelkoppen en gordijnzwammen - lastige paddenstoelen om te determineren helaas.

In het artikel Some rare and interesting Cortinarius species associated with Salix repens - 1995 beschrijven E.Arnolds en Th.W. Kuyper 15 soorten uit de familie van de gordijnzwammen die gebonden zijn aan de kruipwilg. Tijdens hun onderzoek vonden ze in totaal 50 (!) verschillende ectomycorrhizavormende paddenstoelen verbonden met de kruipwilg, waarvan er 38 tot het geslacht Cortinarius (incl. Dermocybe), Inocybe, Hebeloma of Naucoria/Alnicola behoorden. Het geslacht Cortinarius was met 19 soorten het best vertegenwoordigd.

Zoals gezegd, de vezelkoppen, vaalhoeden en gordijnzwammen zijn meestal niet eenvoudig te benoemen en vaak moet er een microscoop aan te pas komen. En dan nog.... . Ze lijken erg op elkaar en als je echt geen idee hebt waar te beginnen, maak dan een sporee, zodat je aan de hand van de kleur van de sporenmassa in elk geval de familie kunt benoemen.

De kleur van de sporenmassa van de vaalhoeden is vaalbruin, die van de vezelkoppen is gelig bruin en die van de gordijnzwammen oranjebruin.

Sporee maken - leg het hoedje van de paddenstoel met de lamellen naar beneden op een stukje papier of bijvoorbeeld een objectglaasje. Let op de kleur van het papier, want een witte sporenmassa op wit papier of zwart op zwart is niet zo handig. Na een paar uurtjes liggen de sporen keurig op de gekozen ondergrond. De kleur van de sporenmassa zegt al heel veel over de gevonden paddenstoel.

In de inmiddels verschenen Veldgids Paddenstoelen III - paddenstoelen van de zeereep wordt een sleutel gegeven voor de vezelkoppen in de grijze duinen. Ze groeien vaak bij kruipwilg (Salix repens). Zonder microscopisch onderzoek gaat het in de meeste gevallen niet lukken om de determinatie tot een succesvol einde te brengen. Het onderzoek naar de vezelkoppen is nog volop in beweging.

Wil je toch proberen om de juiste naam te plakken op de gevonden vezelkop, kijk dan allereerst of er pleurocystiden zijn en zo ja, of deze al dan niet kristallen dragen.

- Geen pleurocystiden, cheilocystiden zonder kristallen, dunwandig en gladde sporen leiden naar de Duinspleetvezelkop (I. arenicola), Geelbruine spleetvezelkop (I. rimosa) en de Sombere spleetvezelkop (I. umbrinella) of naar de Dulcamara-groep. Bij de Rimosa-soorten zijn de lamelsnede met witvlokkige snede en de radiair vezelige tot gespleten hoed kenmerkend.
Binnen de Dulcamara-groepen zijn de Bruinsnedeviltkop (I. fuscomarginata), Bedrieglijke viltkop (I. arthrocystis), Gewone viltkop (I. dulcamara), Duinviltkop (I. heimii) en de Geringde viltkop (I.agardhii) kandidaten.

- Met pleurocystiden, dikwandig en met kristallen en gladde of knobbelig-hoekige sporen is er de keuze uit de Geelbruine duinvezelkop (I. dunensis), Stinkvezelkop (I. grammata) (soms bij kruipwilg), Sombere aarddrager (I. splendens var phaeoleuca), Zandpadvezelkop (I. lacera), Kleine duinvezelkop (I. vulpinella), Grote duinvezelkop (I. serotina), Grootsporige vezelkop (I. similis) en de Slanke roodpootvezelkop (I. exilis).

Ook het meten van sporen en dan vooral de lengte-breedteverhouding (Q-waarde) kan bijdragen aan een goede determinatie.

Voor veel meer informatie over de vezelkoppen zie de website van Ditte Bandini.

Wat voor de vezelkoppen geldt, geldt in nog grotere mate voor de vaalhoeden. Ook deze komen veel voor bij de kruipwilg. De Veldgids beperkt zich tot de Duinvaalhoed en dat zegt eigenlijk al genoeg. Eigenwijs als amateurs zijn heb ik er toch een paar in de strijd geworpen. De determinatie is gebaseerd op het boek The Genus Hebeloma van Jan Vesterholt.


Kleine duinvezelkoppen in vochtige duinvallei

Kleine duinvezelkoppen in vochtige duinvallei


Men maakt onderscheid tussen 3 typen grijze duinen:

De kalkarme grijze duinen liggen grofweg ten noorden van Bergen aan Zee. Ze zijn ontstaan met zand uit zee. De zuidelijke, kalkrijke duinen zijn ontstaan door rivierzand. De kalkarme duinen zijn minder rijk aan mycoflora dan de kalkrijke grijze duinen. In de kalkarme duinen kun je tussen Grijs kronkelsteeltje de Valse hanenkam (Hygrophoropsis aurantiaca) vinden. Ook het Duinmosklokje en het Zandkaalkopje komen hier voor, evenals enkele soorten van heiden, zoals de Heidesatijnzwam (Entoloma fernandae) en de Okervoetsatijnzwam (Entoloma vinaceum).

In het gebied met hoofdzakelijk Helm en Zandzegge groeit de Groene mycena (Mycena chloranta). Ook vind je hier soorten als de Bleekrandtrechterzwam (Clitocybe marginella) en de Giftige weidetrechterzwam (C. rivulosa).


Kalkrijke grijze duinen

De kalkrijke grijze duinen kennen weer een aantal verschillende graslandtypen

De Duinsterretjes-associatie begint vlak achter de zeereep, daar waar geen verstuiving meer plaatsvindt en het duindoornstruweel inmiddels ook is afgestorven en kan tot ver in de binnenduinen doorlopen.
In het door Duinsterretje gedomineerde landschap spelen de konijnen een belangrijke rol. Ze houden de vegetatie kort en graven bovendien kalkrijk bodemmateriaal op. Waar geen konijnen zijn, verschijnen Duinriet (Calamagrostis epigejos) en Rood zwenkgras (Festuca rubra) en schijngrassen als Zandzegge (Carex arenaria).
Een ander mos dat je veel tegenkomt in dit landschapstype is Grijs kronkelsteeltje (Campylopus introflexus). Het vormt dichte, donkergroene pollen. Heel anders dan het lichtgroen gekleurde Duinsterretje.

De kalkrijke grijze duinen kennen 33 kenmerkende soorten paddenstoelen, waaronder veel Aardsterren, Bovisten en Stuifzwammen.
Ook komen er veel mosbewoners voor, zoals het Duinsterretjesmosschijfje (Lamprospora tortulae-ruralis) en het Duinsterretjesschijfje (Octospora neerlandica). Dit zijn beide Ascomyceten.
Basidiomyceten die tussen het mos voorkomen zijn bijvoorbeeld het Gesteeld mosoortje (Arrhenia spathulata) en het Roodbruin trechtertje (Omphalina pyxidata).

En natuurlijk de Bruine satijnzwam (Entoloma sericeum). In Nieuwsbrief 21 Meetnet (inmiddels Veldgids Paddestoelen van de Zeereep) attendeert M. Noordeloos de lezer op diverse variëteiten van de Bruine satijnzwam die gevonden kunnen worden in het duingrasland. De verschillen zitten in de kleur en in de mate waarin de hoed doorschijnend gestreept is. Ook kunnen er verschillen zijn in de mate waarin de hoed glanzend is. Ook de steel varieert in kleur en gladheid.
Het artikeltje geeft een summier sleuteltje

11. Hoed middel tot donkerbruin, roodbruin of grijsbruin en duidelijk doorschijnend gestreept, steel met een zilverig witte vezelbekleding op een bruine ondergrond ==>Bruine satijnzwam (E. sericeum)

1b. Hoed donker, grijsbruin of sepia, niet doorschijnend gestreept, steel glad of fijn gestreept, maar niet zilverig gestreept --> 2a. Hoed vrijwel glad, niet gezoneerd ==> Zwartbruine satijnzwam (E. vindobonense)

2b. Hoed met fijn pluizige of heel fijnharige plekjes, soms gezoneerd ==>Ongestreepte satijnzwam (E. terreum).
Altijd leuk om te vinden zijn de blauwige satijnzwammen, zoals de zwartsneesatijnzwam (E. serrulatum) - maar hier geldt hetzelfde als bij de vezelkoppen en de vaalhoeden - determinatie eigenlijk aan de professionals overlaten!


Gesteelde stuifballen tussen Duinsterretje

Gesteelde stuifballen tussen Duinsterretje

Buikzwammen

Stuifballen

Stuifballen behoren ongetwijfeld tot de leukste paddestoeltjes van de duinen. Anders dan stuifzwammen hebben de stuifballen een duidelijke, lange steel. Op de steel staat een klein bolletje met een enkele opening waardoor de sporen geleidelijk aan naar buiten kunnen stuiven.
Stuifballen kom je veel tegen in de grijze duinen. Ze hebben zo hun eigen overlevingstaktiek in de vaak minder gunstige omstandigheden (zoals aan het begin van dit artikeltje ook al beschreven). De vruchtlichamen verschijnen in de oktober-november en groeien langzaam. Als ze eenmaal volgroeid zijn, drogen ze geleidelijk aan uit. Zo hebben de sporen de tijd om te rijpen. Eenmaal rijp ontsnappen de sporen door de kleine opening in het bolletje naar buiten. Tot in maart kun je de bolletjes vinden, maar meestal zijn ze dan wel leeggestoven.

Er zijn inmiddels vier soorten Stuifballen bekend in ons land. Om ze van elkaar te onderscheiden kijk je naar de stuifopening en naar de steel.

Onder de microscoop