gedraaid knikmos

gedraaid knikmos

Mossen herkennen aan de hand van de sporenkapsels en/of andere voortplantingsorganen

De mossenwereld is een fascinerende wereld die vooral tot leven komt als de rest van de natuur in diepe winterslaap is. Liggend op de koude grond kun je op een grijze, winterse dag zo maar opgaan in het kleurrijke feest van sporenkapseltjes: oranjerood, diep donkerrood, helder groen-geel en dat alles omringd door blaadjes in alle denkbare tinten groen en in een scala aan vormen.

En dan te bedenken dat een groot deel van dat feest zich gewoon afspeelt tussen de stoeptegels, in je plantenbakken of langs je favoriete wandelpad. En dat maakt het bestuderen van mossen extra leuk: dagelijks even kijken hoe het met ze gaat, hoe de kapsels zich ontwikkelen en hoe ze zich gedragen onder de wisselende weersomstandigheden.

Veel van de algemeen voorkomende mossen zijn vaak met behulp van een loep of macrolens op naam te brengen. Maar er zijn ook soorten, en vooral dan de zeldzamere familieleden van algemene soorten, die onder de microscoop bekeken moeten worden voor een zekere naamgeving.
Je kunt kijken naar de blaadjes - de vorm, de al dan niet omgeslagen en al dan niet getande bladrand, de aanwezigheid van een glashaar. Je kunt ook kijken of er sporenkapsels zijn.

De sporenkapsels zijn vaak kenmerkend voor een bepaalde soort, zoals je ook veel planten herkent aan hun bloemen.

Geslachtelijke en vegetatieve voortplanting

Mossen behoorden tot de allereerste landplanten. Dat geeft al aan dat het taaie overlevers zijn.
Mossen hebben geen wortels, maar hechten zich vast aan een ondergrond (substraat) via een soort haarwortels (rhizoïden). Deze haarwortels hebben alleen een hechtfunctie, ze zorgen niet zoals gewone wortels voor transport van water.

Mossen hebben diverse strategieën om zich voort te planten. Lukt het linksom niet, dan maar rechtsom moeten deze oerplantjes gedacht hebben.

Allereerst is er de geslachtelijke voortplanting via sporen. Daarnaast kennen veel soorten een vegetatieve voortplanting door middel van afbrekende takjes of toppen, of door middel van broedlichamen, broedtakjes of broedkorrels. Sommige mossen, zoals bijvoorbeeld veel levermossen, dragen zelden sporenkapsels, maar verspreiden zich uitsluitend via broedlichamen of fragmentatie. Bebladerde levermossen hebben vaak broedkorrels.
gewoon_haarmos sporendoosje
een doosje met een dekseltje (Gewoon haarmos)
Sporenkapsels
een langwerpig of bolvormig doosje op een steel. In het doosje zitten de sporen. Als de sporen rijp zijn, springt het doosje open en zorgt de wind voor verdere verspreiding. Het jonge sporenkapsel is aanvankeljk niet meer dan een iel, gekleurd stengeltje met een kleine verdikking aan de top. Die verdikking groeit uit tot het sporendoosje.
Het sporendoosje is aan de bovenzijde afgesloten met een dekseltje. Dit dekseltje kan gesnaveld zijn of kegelvormig.
Het doosje is geheel of deels bedekt door een huikje. Dit huikje kan kapvormig zijn of als een mutsje met slippen over het doosje heen zitten.
Om te voorkomen dat de sporen vroegtijdig uit het doosje vallen als het dekseltje per ongeluk openspringt, hebben veel bladmossen tanden die de kapselmond afsluiten, de zgn. peristoomtanden. Bij gunstige, droge omstandigheden buigen de peristoomtanden naar buiten om de weg vrij te maken voor de rijpe sporen.

Voortplanting mossen in het kort

De mannelijke geslachtsorganen van mossen worden antheridiën genoemd; het zijn meestal met zaadcellen gevulde knotsjes. Ze vallen bij de meeste soorten weinig op. Bij sommige mossoorten echter staan er veel van die knotsjes bij elkaar in een beker- of schotelvormig omwindsel, het perigonium. Extra opvallend als dit perigonium rood gekleurd is, zoals bij haarmossen en achterlichtmossen.
De vrouwelijke organen heten archegoniën, ze zijn flesvormig. Onderin de fles bevindt zich een eicel.

Uit dit flesvormige, vrouwelijke archegonium groeit na bevruchting (de zaadcellen worden door regenwater getransporteerd naar de eicel onderin de ′fles′ 1) een sporofyt, een dun steeltje met aan de top een verdikking. Het archegonium (flessenhals) scheurt uiteindelijk en het bovenste deel blijft als flapje of mutsje op de top van de sporofyt zitten. Dit restantje wordt het huikje genoemd. Na verloop van tijd valt ook het huikje af. De verdikking groeit uit tot een sporendoosje, dat openspringt als de sporen rijp zijn.
De verschijningsvorm van deze organen verschilt per mossoort.

Bij bebladerde levermossen zitten de archegoniën aan de stengeltop, omgeven door een omwindsel (het perianth). De antheridiën zijn onopvallende bolletjes in de bladoksels.

Bij thalleuze levermossen zitten de archegoniën meestal dicht bij de top van een lob.
Er wordt één sporenkapsel gevormd, met aan de basis een omwindsel. Het sporenkapsel heeft een lange steel, het sporendoosje is bolvormig en zwartbruin tot zwart gekleurd.

Mossen kunnen zowel één- als tweehuizig zijn

1) De zaadcellen worden ook door kleine geleedpotigen, zoals springstaartjes vervoerd. De vrouwelijke plant zou daartoe geurstoffen afgeven die de diertjes lokken. Welke beloning de diertjes krijgen voor hun moeite is nog niet bekend.

Kapselstelen

De wijze waarop de kapselstelen groeien is vaak al kenmerkend voor een bepaalde soort - groeit de steel recht omhoog, schuin of met een bocht? En als de steel bochtig is: hoe groot is de bocht, welke vorm heeft de bocht? Is de steel aan de top geknikt?
Ook de kleur van de kapselsteel kan een aanwijzing vormen.
Sommige mossen hebben een zittend kapsel: er is helemaal geen of slechts een heel korte steel.

Huikjes

Het huikje (kapje) is kapvormig of zit als een mutsje rond het kapsel. Het huikje kan glad zijn of behaard, geplooid of geribbeld.

Sporendoosjes

De sporendoosjes, de dekseltjes en de peristoomtanden hebben vaak specifieke kenmerken. Een aantal van deze kenmerken zijn alleen met een microscoop te zien, maar er zijn er ook een aantal die je met het blote oog of een loep kunt zien. Ten eerste natuurlijk de vorm - rond, langwerpig, gedrongen, slank, groot, klein. Zijn de doosjes glad of geribbeld? Is het dekseltje is lang of kort of helemaal niet gesnaveld of heeft het een tepeltje?

Peristoom

De kleur, het aantal, de mate van gedeeld zijn en een aantal slechts met de microscoop te ontwaren eigenschappen van de peristoomtanden zijn vaak kenmerkend voor een soort

Vegetatieve voortplanting

broedschijfjes ′spatten′ uit de bekers van Parapluutjesmos
broedschijfjes ′spatten′ uit de bekers van Parapluutjesmos
Behalve door sporen zorgen veel mossen voor nageslacht door middel van broedtakjes, broedkorrels, broeddraadjes - deze zitten vaak in de bladoksels, maar ook aan de rhizoïden (broedknollen) - of door middel van afbrekende blaadjes (fragmentatie) of met behulp van speciale organen, zoals bijv. de ′speldenknopjes′ van Gewoon knopjesmos.

Veenmossen

Een aparte groep wordt gevormd door de veenmossen. Veel veenmossen kapselen in het late voorjaar, begin zomer. De kapsels staan met meerdere bijeen in het hoofdje (de bovenste bundel zijtakjes). Ze zijn roodbruin en rond en ze hebben een kort steeltje. Er is geen huikje, noch zijn er peristoomtanden. Wel is er een dekseltje.
Tot zover de eerste kennismaking met de sporenkapsels. Er zijn nog tal van mossen de revue niet gepasseerd. Als ik door de Fotogids mossen van Klaas van Dort, Chris Buter, Bart Horvers blader zie ik nog zoveel moois dat ik graag zou willen vinden. En dan heb ik het nog niet eens over al die verschillende bladvormen!
gewoon veenmos