Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Steeneik (Quercus ilex)
De steeneik is een groenblijvende eik uit Zuid-Europa. Vaak aangeplant ter beschutting tegen zilte zeewind of tegen luchtvervuiling. De hoogte varieert van struikvormig tot 30 meter hoog.
De kroon is dicht, breed en koepelvormig. De takken zijn opgaand. De schors is bruinachtig zwart tot zwart en tot vierkante platen gebarsten.
De twijgen van de steeneik zijn slank, dof grijsachtig bruin en voorzien van wollige haartjes. Op de twijgen zitten kleine, geelbruine knoppen. De eindknop heeft ongekrulde borsteltjes.
De bladeren zijn lang en smal tot eirond, dik en leerachtig. Ze lijken wat op het blad van hulst. De bladeren aan de jonge loten hebben een getande rand als bescherming tegen vraat. Bij het ouder worden van de twijg wordt het blad meer gegolf en uiteindelijk glad. De bovenzijde is ruw en glanzend groen, de onderzijde grijsachtig groen. De bladsteel is wollig behaard en 1-2 cm lang.
Het hout van de steeneik is zeer hard en zwaar en wordt gebruikt voor onderdelen die zwaar belast worden, b.v. voor de kammen van de wielen in windmolens. De bast wordt gebruikt voor het looien van huiden.
De eikels van de steeneik zijn eetbaar en worden in Spanje vooral veel gebruikt voor het voederen van de Iberische varkens.
Kenmerken van het geslacht Eik (Quercus) waartoe Steeneik behoort.
De eik is een van de mooiste bomen van ons land, het is ook een boom die bijna iedereen wel kent. Wie heeft immers als kind in de herfst niet naar eikels gezocht in het bos?
Hoe ouder de eik hoe machtiger hij eruitziet met zijn zware, ver reikende takken, zijn grillige vorm en diep gegroefde stam. Het is geen wonder dat in oude tijden tal van magische en religieuze eigenschappen aan deze Koning der Bomen werden toegeschreven. Zo mochten volgens de Germanen eiken niet gekapt worden, want zij waren Bomen van Vrede. Heilige eikenbossen werden door de Germanen ′Loh′ genoemd, een achtervoegsel dat nog in veel plaatsnamen voorkomt (Hoenderlo, Heiloo enz. ).
De stam van de eik is gedrongen en zoals gezegd grillig van vorm, de schors is grijsbruin en later zwart met diepe spleten. De spleten vormen een schuilplek voor tal van dieren. De vruchten, de eikels, zijn een belangrijk als voedsel voor dieren als eekhoorns, bosmuizen, varkens en vogels.
De Eik heeft een lichte omgeving nodig om te kunnen ontkiemen en uit te groeien tot een boom.
Het blad van de eiken is gelobd tot veerspletig. De Zomer- en Wintereik hebben stomp gelobd blad, De Amerikaanse eik en Moeraseik spits gelobd blad.
De knoppen zijn ellipsvormig, niet al te spits en ze zitten dicht opeen aan het einde van een twijg.
De Eik is een eenhuizige boom, dat wil zeggen dat een boom zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen heeft. De mannelijke bloemen in lange katjes langs de katjesspil. Ze bestaan uit 2-20 meeldraden. De vrouwelijke bloempjes zijn onopvallend, ze groeien in of bij de top van de bladknop als kleine, rode knopjes met een kroontje van 3 puntjes. Meestal hangen er enkele bruine sliertjes (schutblaadjes>) omheen. De bloempjes hebben een kort steeltje. Afhankelijk van de soort eik groeit het steeltje in de lengte.
Het napje waar de vruchten in zitten is bekleed met schubben of stijve borstels. De stijve borstels zijn kenmerkend voor de Moseik.