Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Duinmatkopje (Simocybe_maritima)
Het Duinmatkopje is een klein paddestoeltje dat meestal in grotere groepen groeit. Het is een soort van de zeereep en helm. Het is een mooi plaatje, al die kleine zwammetjes in het zand.
Het Duinbmatkopje is gemakkelijk te verwarren met andere, kleine bruine paddestoeltjes zoals een van de kaalkopjes. Onder de microscoop valt het volgende te ontdekken (als het goed is)
sporen 7-9 x 4.5-5.5 mu, ellipsvormig tot boonvormig, oker, zonder kiempore.
Cheilocystiden 25-40x5-8 mu, cilindrisch tot flesvormig, onregelmatig van vorm, dunwandig.
Hoedhuid een hymeniderm van ronde elementen, vermengd met flesvormige pileocystiden.
Het Duinbmatkopje is gemakkelijk te verwarren met andere, kleine bruine paddestoeltjes zoals een van de kaalkopjes. Onder de microscoop valt het volgende te ontdekken (als het goed is)
sporen 7-9 x 4.5-5.5 mu, ellipsvormig tot boonvormig, oker, zonder kiempore.
Cheilocystiden 25-40x5-8 mu, cilindrisch tot flesvormig, onregelmatig van vorm, dunwandig.
Hoedhuid een hymeniderm van ronde elementen, vermengd met flesvormige pileocystiden.
Kenmerken van het geslacht Matkopjes (Simocybe) waartoe Duinmatkopje behoort.
Paddestoelen met een hoedje dat 2-50 mm groot kan zijn, berijpt tot viltig, droog, iets hygrofaan, grijsbruin, kleikleurig en allerlei tinten bruin. Lamellen breed aangehecht (adnexed), gezwollen, licht- tot donkerbruin, lamelsnede lichter, gewimperd en soms met druppeltjes. Steel berijpt aan de top. Geen velum. Geur onopvallend. Smaak mild,
Sporenprint bruin.
Een klein geslacht dat eigenlijk slechts met behulp van microscopische kenmerken op naam te brengen is. Hierbij dienen de hoedhuid, de sporenmaten en de cheilocystiden bestudeerd te worden.
Paddestoelen met een hoedje dat 2-50 mm groot kan zijn, berijpt tot viltig, droog, iets hygrofaan, grijsbruin, kleikleurig en allerlei tinten bruin. Lamellen breed aangehecht (adnexed), gezwollen, licht- tot donkerbruin, lamelsnede lichter, gewimperd en soms met druppeltjes. Steel berijpt aan de top. Geen velum. Geur onopvallend. Smaak mild,
Sporenprint bruin.
Een klein geslacht dat eigenlijk slechts met behulp van microscopische kenmerken op naam te brengen is. Hierbij dienen de hoedhuid, de sporenmaten en de cheilocystiden bestudeerd te worden.
| familie | Gordijnzwammen (Cortinariaceae) |
| info familie | Tot deze familie behoort een groot aantal geslachten. De naam is ontleend aan het grootste geslacht binnen de familie, nl. de Cortinaria (gordijnzwammen) De sporen zijn bruin. De leden van deze familie hebben een 'gordijn', een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel dat de rijpende sporen beschermt. Dit gordijn, officieel het velum partiale genoemd, is niet hetzelfde als het velum universale, het weefsel dat de nog zeer jonge paddenstoelen omhult en bij het groeien van de paddenstoel scheurt en dan vaak als een beurs aan de voet of als vlokjes of schubjes op de hoed achterblijft. Het velum partiale is bij jonge paddestoelen vaak nog mooi te zien. Naarmate de hoed groeit scheurt het gordijn. Er blijven restantjes achter op de steel. Deze kleuren vaak bruin tot oranjebruin door de sporen die er op vallen. Gordijnzwammen groeien op de grond of parasiteren op wortels. Ze zijn er zowel klein als groot. Geslachten die tot deze familie behoren
|
| naam | duinmatkopje (Simocybe_maritima) |
| waar | tussen helm in de zeereep |
| sporeekleur | bruin |
| hoed | 5-15 mm, gewelfd of halfbolvormig, met ingerolde rand, niet doorschijnend gestreept, glad, roodachtig bruin |
| steel | 10-20x2-3 mm, cilindrisch, bruin met olijftint, zijdeachtig vezelig |
| plaatjes | lamellen uitgebocht aangehecht, roodbruin |