Zeeduinchampignon

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Zeeduinchampignon (Agaricus%20devoniensis)

De Zeeduinchampignon herken je in eerste instantie aan de vindplaats, t.w. de lijzijde van de zeereep, in primaire, matig dynamische duinen. De steel wortelt diep in het zand en de hoed is vaak ook nog min of meer begraven onder het zand of lijkt er steelloos op te liggen. Soms tref je een eenzame meidoorn of den in zijn gezelschap aan.

Het hoedoppervlak is wit tot grijsachtig bij het ouder worden, droog, niet geschubd, maar zijdeachtig vezelig, 3-6 cm breed. De hoed is rond, gewelfd, de hoedrand is naar binnen gekromd.

De steel heeft een smalle, vliezige, opstijgende ring die al snel verdwijnt. Afmetingen 30-35x8-10 mm, de vorm is cilindrisch en de steel is hol. Het oppervlak is glad of iets vezelig en wit.

De lamellen staan dicht opeen en vrij van de steel, ze zijn roze bij jonge exemplaren. Bij het ouder worden verkleuren ze naar donkerbruin of zelfs naar geheel zwart.

Het vlees verkleurt na doorsnijden nauwelijks of hooguit iets roze. De geur is aangenaam paddestoelig, oudere exemplaren ruiken naar vis.

De Zeeduinchampignon komt zowel in kalkarme als kalkrijke duinen voor.

Verwisseling met andere champignons is eigenlijk uitgesloten, omdat andere soorten zelden voorkomen in open duinzand. Soms kun je de Weidechampignon (Agaricus campestris) aantreffen, deze heeft een hangende ring of de Karbolchampignon (A. xanthoderma), deze verkleurt bij doorsnijden sterk geel aan de basis van de steel.

Sporen (6.0-)6.5-7.5 x (4.0-)4.5-5.5 mu (Qav=1.25-1.30 (-1.45), ellipsvormig, bruin, glad en dikwandig, zonder kiempore.
Basidia 15-20x5.6-7.5 mu, knotsvormig, meestal 4-sporig, zelden 2-sporig.
Cheilocystiden 22-30x7.9-12 mu, meestal knotsvormig, soms peervormig met lange steel, hyalien. Pleurocystiden afwezig.
Pileipellis een cutis van 8.5-20.5 mu dikke hyfen, lang cilindrisch, gebogen, onvertakt, met bruin pigment
Kenmerken van het geslacht Champignons  (Agaricus) waartoe Zeeduinchampignon behoort.

Hoed fors, vlezig, kaal of geschubd. De lamellen zijn bij jonge exemplaren roze, later donkerbruin. De lamellen staan vrij. De steel heeft vaak een ring. De sporeekleur is donker roodbruin. Saprotroof, d.w.z. ze leven van dood organisch materiaal.

Er komen in Nederland 45 soorten voor. In de Veldgids staan er 12 beschreven, deze zou je in het veld moeten kunnen herkennen.
Bij de determinatie in het veld zijn een aantal punten na te gaan.

Bekras de steelbasis
Steelbasis - verkleurt deze chromaatgeel bij kneuzing? ==> Agaricus xanthoderma (Karbolchampignon) met de geur van karbol (verrassend genoeg) of A. moelleri (Parelhoenchampignon) met grijsbruine schubbige, bleke hoed.

Ruiken
Na het bekrassen van de steelbasis ga je ruiken. Geurt de champignon naar anijs, bittere amandelen of bitterkoekjes en verkleurt het vlees geel?
Zo ja, dan kijk je naar de hoedkleur. Is deze wittig, dan zou je champignon een A. silvicola (Slanke anijschampignon) (steel zonder opvallende knol en ring dun en vliezig) of een A. arvensis ss. lato (Anijschampignon) (steel met knol, ring dik en stevig) kunnen zijn.
De naar bittere amandelen ruikende champignon heeft een gekleurde hoed met donkerder vezeltjes ==> A. augustus (Reuzenchampignon - hele grote champignon met gelige met bruine schubjes bedekte hoed) of de hoed is kleiner en bedekt met wijnrode vezels of schubben => A. semotus ss.lato (Wijnkleurige champignon).

De champignon ruikt niet of champignonachtig. Vlees verkleurt niet of verkleurt roze of rood.
Kijk ook nu weer naar de hoedkleur.
Hoed bruin en duidelijk grof vezelig schubbig ==> A. silvaticus (Schubbige boschampignon - vlees verkleurt bloedrood)
A. subperonatus (Gordelchampignon -vlees niet rood verkleurend, ring aan bovenzijde gestreept) of A. brunneolus (Panterchampignon - ring dun en hangend) of A. bisporus (Gekweektte champignon).

Met wittige, niet schubbige hoed resteren dan nog A. bitorquis (Straatchampignon) met dubbele ring en de A. campestris (Gewone weidechampignon) met enkele, dunne ring.

En dan zijn er nog een stuk of 30 soorten over die niet in de Veldgids Paddenstoelen I voorkomen en dat zijn dan mic-paddenstoelen.

SPECIFICATIES - zeeduinchampignon
familieAgaricaceae (Agaricaceae)
info familieHiertoe behoren o.a. Parasolzwammen, Champignonparasols, Poederparasols. Inmiddels worden ook de Bovisten tot deze familie gerekend.
naam zeeduinchampignon (Agaricus devoniensis)
waar dode wortels van helm en andere grassen, zeereep, in primaire, vrij dynamische duinen
sporeekleur paarsachtig - zwart
hoed wit tot cremekleurig, met vleugje roze, 3-12 cm diameter
steel met witte, kortlevende ring en roodachtige schubjes ( velumresten), 30-40 cm x 10-15 mm
plaatjes vrij, grijsachtig roze verkleurend naar donker