Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Zandpaardenbloem (Taraxacum%20laevigatun)
Kenmerkend voor de paardenbloemsectie Erytrhosperma (Zandpaardenbloem)
- kleine plant 5-25 cm hoog
- groeit op droge plaatsen, veel in de duinen
- bloemhoofdjes 25-35 mm dia.
- nootjes rood, bruin, bruinviolet
- omwindselblaadjes altijd met een knobbeltje aan de top
De gele tot lichtgele kleur van de bloemen, de rood gekleurde nootjes en de vlakke lintbloemen onderscheidt deze sectie van sectie Oblique die oranjegele bloemen heeft, grauw gekleurde nootjes en ingerolde lintbloemen.
Variaties binnen de sectie Zandpaardenbloem
Er is wel of geen stuifmeel.
De nootjes zijn strokleurig of rood.
De bladeren en stelen kunnen kaal of geheel of deels behaard zijn.
Verder is er veel variatie in bladvorm en bladkleur.
De bladsteel kan in meer of mindere mate rood gekleurd zijn.
De kleur van de stijlen kan heldergeel of vuilgeel tot grijsachtig groen zijn.
Meer lezen over de verschillende soorten paardenbloemen, klik hier
Kenmerken van het geslacht Paardenbloem (Taxaxacum) waartoe Zandpaardenbloem behoort.
Er zijn heel veel soorten paardenbloemen. Ze zijn lastig van elkaar te onderscheiden. Gemakshalve heeft men ze alle onder 1 noemer ondergebracht.
Algemene kenmerken: onbehaarde, glanzende bloemsteel, hol, zonder schubben, niet vertakt en zonder bladeren. Buitenste omwindselblaadjes naar onderen teruggeslagen; de binnenste staan rechtop tegen de bloem aangedrukt. Bij doorbreken vertoont zich wit, bitter melksap uit de stengels en bladen. Vruchtpluis gesteeld.
Blad diep ingesneden, niet behaard, in een rozet. De bladen worden als molsla (door aarde afgedekt, zonder bladgroen) gegeten.