Het Klein kruiskruid is een zeer algemeen plantje (onkruid, zo je wilt) dat weinig kritisch is wat standplaats betreft. Het is een composiet met alleen buisbloemen.
Het blad van het Klein kruiskruid is vlezig en tot op de helft ingesneden in korte slippen en deels spinnenwebachtig behaard. De voet van de bovenste bladen is half stengelomvattend, de onderste bladeren hebben een gevleugelde steel.
Het Klein kruiskruid heeft geen klierharen zoals het Kleverig en het Boskruidkruid.
De stengel is hol en iets geribbeld.
De buitenomwindselblaadjes zijn 2-3x zo lang als breed, ze hebben een mooie, zwarte punt. De binnenste omwindselblaadjes zijn kaal en lang, de buisbloemen steken er nauwelijks boven uit.
De vrucht is nootje. Het nootje is aangedrukt behaard en heeft wit pluis.
Kenmerken van het geslacht Kruiskruid (Senecio) waartoe Klein kruiskruid behoort.
De naam Senecio komt van het Latijnse woord voor Grijsaard. Dit slaat op het witte pluis.
Er zijn diverse kruiskruiden.
In de duinen tref je vooral het duinkruiskruid aan. Dit is een ondersoort van het Jacobskruiskruid. Het verschil zit in de lintbloemen (straalbloemen) - het duinkruiskruid heeft alleen buisbloemen. Hierdoor lijkt het op het boerenwormkruid. De laatste heeft echter een meer varenachtig blad.
Het kleverig kruiskruid heeft lintbloemen en de stengel, bladeren en omwindselblaadjes zijn, zoals de naam al doet vermoeden, kleverig. Deze soort lijkt weer op het boskruiskruid, maar die laatste is dan weer niet kleverig.
Het blad van het moeraskruiskruid is grijsgroen viltig aan de onderzijde en het is lijnlancetvormig met zaagtandjes.
Alles over de verschillende kruiskruidsoorten kun je vinden op
Soortenbank - kruiskruid.
Kruiskruid is bijzonder giftig voor dieren. De enige die hier zijn voordeel mee doet is de rups van de Sint_Jacobsvlinder, voor wie het Jacobskruiskruid de waardplant is: door het gif in zijn lijf wordt de rups onaantrekkelijk om gegeten te worden. De rups is door zijn ′zebrastrepen′ gemakkelijk te herkennen.